Ragnarok Conspiracy 2/44 John (Nederlands)

in #dutch2 years ago

Hoofdstuk 1
index
Chapter 3

Deel I


2 John

Seru Grandi, Curaçao, 1 April 2034



"Haal in hemelsnaam die zelfvoldane grijns van je gezicht, Junior, en doe je klusjes! Je vader kan elk moment thuis zijn."

Terwijl John het bestek naar de veranda tafel bracht, dwaalde zijn gedachten nogmaals af. Maruja was ruim twee jaar ouder den John, en nou niet bepaald hoog begaafd, maar waar het bij Marija mentaal aan ontbrak, daar maakte ze het fysiek dubbel voor goed. De enige zestienjarige in John's klas, en wat looks betreft, veel te hoog gegrepen voor John en zijn veertienjarige klasgenoten. Tenminste, dat was ze tot en met gisteren absoluut geweest. John voelde zich als op een wolk.

"John Junior!"

Riep z'n moeder, terwijl John nog terug dacht aan die kus. Niet zomaar een kusje, nee, een echte zoen compleet met tong, waar geen einde aan leek te komen.

"John William Bridgewater Junior!"

Schreeuwde z'n moeder naar hem. En terwijl hij z'n best deed de mooie herinnering vast te houden keek John op richting z'n moeder. Op dat moment zag John iets blauws. In de blauwe vlek werden net op tijd om nog te beseffen wat er gebeurde, de contouren van zijn moeders slipper zichtbaar, welke hem een fractie van een seconde later met de onderkant recht op z'n gezicht raakte.

"Sta verdomme niet zo te dromen. Junior! Ga de tafel dekken! Nu!"

De gezichtsuitdrukking van z'n moeder liet geen enkele ruimte voor interpretatie. Als John nu niet snel zijn klusjes ging doen dan zou hij dat gegarandeerd nog dagen lang voelen, iedere keer dat hij op een stoel zou gaan zitten. Terwijl John zich terug het huis in haaste om de borden uit de keukenkast te halen gaf zijn moeder hem nog een fikse klap op z'n achterhoofd. John begreep nooit goed waar z'n ma haar handen ieder keer opeens vandaan kwamen in situaties als deze. John keek over zijn schouder naar zijn moeder, en die stond, net als het moment dat hij het huis in haaste nog steeds de suiker door de melk te roeren.

"Wat sta je nu dom te staren, Junior? Wil je er soms nog een?"

Mam zette de kom met melk neer, pakte een groot slagersmes, en keek diep in Johns ogen. Toen tilde ze het med boven haar hoofd, en zonder ook maar een fractie van een seconde haar blik van John te laten wijken sloeg ze blindelings het blok boter, dat op een houten keukenplank ruste, in twee op het oog exact even grote stukken. John pakte snel vijf grote borden uit de kast, en deed, omdat hij z'n beide handen vol had, de keukendeur dicht met z'n voorhoofd.

' Niet kijken ...' dacht John. 'Vooral niet naar haar kijken, niet eens een snelle blik!'

Terwijl John naar de veranda deur toe liep zag hij een donker silhouet in de deurpost welke scherp afstak tegen de zonsondergang.

"Pap?"

Het donkere silhouet blokkeerde nu het zicht op de ondergaande zon volledig waardoor de contouren scherper en beter te onderscheiden werden. Dit was papa niet. De persoon in de deurpost was wit, een Makamba. John probeerde het gezicht van de man te zien, maar het licht achter hem was te fel om veel te kunnen zien buiten de contouren. De contouren echter vertelde een eigen verhaal. John zag het nu duidelijk. De man in de deurpost had een cerebraal implantaat. Nu begreep John het. De man in de deurpost was een augment. Op dat moment had John direct spijt van de eed die hij aan Nieuw Sion had gezworen. Uit angst deed John een stap achteruit en liet hij de stapel met borden op de tegelen vloer kapot vallen. 'Maria, moeder van Jesus, ze hebben me opgespoord' dacht John. Dit had hij niet overwogen. De oorlog tussen Nieuw Sion en Nieuw Babylon woede in Florida en Louisiana, in het noorden, heel ver van de benedenwindse eilanden. Nieuw Babylon had zelf geen enkele invloed hier voor John om zich zorgen over te maken. Daarom was het lid worden van Nieuw Sion voor John meer een politiek statement, voornamelijk bedoeld om indruk op Marija te kunnen maken.

'Oh Maruja', dacht John. John was de enige Ingless jongen in z'n klas. Maruja was geïntrigeerd door de oorlog in het noorden. Voor haar was de strijd die de strijders van Nieuw Sion, strijders uit de noordelijke Caribisch eilanden, voerden tegen het volgens de verhalen millennia oude Nieuw Babylon een bijna mythische strijd. De meeste strijders waren Ingless, eilanders uit noordelijke Engels sprekende eilanden. Hierdoor had John een voetje voor bij Maruja, boven al zijn mannelijke klasgenoten. Niet genoeg voor Maruja om zich over de twee jaar leeftijdsverschil heen te zetten, nee, maar zijn eed van trouw had het verschil gemaakt. Na John's eed, vorig week, waren zijn flirts opeens een stuk minder tevergeefs. Hun kus van vandaag had de laatste twijfels daarover definitief uitgewist. Het plan was gelukt, tenminste voor zover het Maruja betrof. Maar nu dit? Een Quant! Een augment! De Quants en Nieuw Babylon waren bondgenoten. Tenminste op defensief gebied voor zover John wist, en op een relatief beperkte manier. Tot nu toe hadden de Quants zich buiten de voormalige VS niet actief in de oorlog gemengd. Zover John het had begrepen wilde de Quants, die immers al een oorlog met twee fronten vochten tegen de Nieuw Ottomanen en de GNU defensie alliantie, zich Nieuw Sion niet als derde vijand permitteren.
Als John ook maar had gedacht dat er een kleine kans was geweest op een oorlog tussen New Sion en de Quants, dan had hij zijn een van trouw nooit gezworen.

"JUNIOR!"

Moeder hoorde het geluid van de borden de kapot sloegen op de tegelvloer en draaide zich naar John . Ze keek naar John met een blik die zelfs een woedende Spaanse stier van 700 kg het op het rennen had kunnen laten zetten en merkte toen op dat John haar blik op geen enkele manier beantwoorde. John's angstige blik was strak op de verandadeur gericht. Toen keek ze om te zien wat john zo beangstigde.

" De residentie van de familie Bridgewater, neem ik aan?" sprak de man in de deuropening met een koude en zakelijke stem.

"Wie bent u, meneer? En waarom in de naam van goed fatsoen kon u niet aanbellen bij de voordeur?" vroeg moeder terwijl ze probeerde snel wat
dumpling deeg van haar handen te vegen.

"Ik ben op zoek naar de heer John William Bridgewater!" sprak de man in een harde toon.

Het was echt waar, de augment was voor hem gekomen. om hem gevangen te nemen, misschien? Om hem uit te leveren aan Nieuw Babylon, misschien? John was bang zoals hij nooit in z'n leven ooit bang geweest was.

"Het spijt me, meneer, maar mijn man is er niet. Maar als u mij uw contact info geeft dan zal ik hem vragen u een App te sturen zodra hij thuis komt."

"We wachten!", sprak de augment met een kille monotone stem. "We wachten samen op de veranda."

"Nu moet u eens ontzettend goed naar mij luisteren, meneer" John's moeder veegde de resterende deeg die aan haar handen kleefde aan een doek af, iets wat ze normaal nooit zou doen, pakte snel het slagersmes waarmee ze net nog zo kundig het blok boter in tweeën had geslagen, en deed een stap in de richting van de man in de deurpost. "Of uw moeder heeft u nooit manieren bijgebracht, meneer, of u bent simpelweg een verschrikkelijk onbeschofte persoon, maar welke van die twee het ook mag zijn, het is de hoogste tijd dat u uw biesen gaat pakken en opsodemietert!"

"We wachten!" Sprak de augment nogmaals, nu op een hardere en meer resolute toon, terwijl ook hij dreigend een stap naar voren zetten. Op dat moment manifesteerde zich een dichte zwerm van kleine pentacopter drones boven en aan twee zijden naast het hoofd van de augment. De zwerm zwelde aan en verduisterde het zonlicht dat door de veranda deur naar binnen scheen. Op dat moment realiseerde John's moeder waarom haar zoon zo geschrokken was, en kwam haar vastberaden pas richting de vreemde tot een abrupt eind.

"Leg dat mes terug op het aanrecht, en gaat u aan de veranda tafel zitten, mevrouw! Ik zeg het meer één keer. We wachten!"

John en z'n moeder hadden allebei de verhalen gehoord over Quant augments. Drone-zwerm piloten met hersenimplemetaten die ze in staat stelde om een zwerm met gevechtsdrones aan te sturen met hun gedachten. Talloze verhalen berichte dat dat één enkele augment het op nam tegen een heel bataljon drone piloten, en won. Al was slechts een klein percentage van deze verhalen half waar, het stond buiten kijf dat John en zijn moeder geen enkele kans hadden tegen deze men.

Hij was op zoek naar pappa? Terwijl John en zijn moeder met tegenzin de commando's van de augment gehoorzaamde, probeerde John te begrijpen wat dat kon betekenen. Wat kon pappa gedaan hebben? Kon dit toeval zijn? Een quant augment was nou niet bepaald een sociaal werker die even bij de ouders van een ontspoord kind kwam buurten om eens met de ouders over de opvoeding te bomen. In het beste geval was zo'n augment een soldaat, een strijder. In het slechtste geval een killer. Het beste scenario dat John kon bedenken was dat de augment kwam om zijn vader gevangen te nemen, maar waarom? Had dit dan echt niets met John zelf te maken? Of toch?

Terwijl John aan de eettafel op de veranda all scenario's aan het overwegen zat, realiseerde hij dat hij z'n vader kon waarschuwen, hij moest alleen voorzichtig zijn zodat de quant het niet zou opmerken. John tikte zo onopvallend mogelijk een heel kort berichtje op zijn horloge: 'blijf w'. Terwijl hij 'Blijf weg!' probeerde te typen voelde John opeens een steek in z'n vinger. Een vlieg? De pijn was intens en bijtend. Instinctief probeerde John de vlieg te slaan, mis! Maar wat voor vlieg was dit? Nog meer vliegen, drie, vier, en ze streken neer op zijn horloge. Fuck, dacht John, geen vliegen, drones! Terwijl John dit realiseerde begon z'n horloge smeulend weg te smelten en het smeltende plastic brande in zijn huid. Snel deed John z'n horloge uit en gooide het weg over de tafel heen. Bijtend zuur! Gatverdamme!

"Ga niet de held lopen uithangen, knul", sprak de augment op kille toon, " Ik heb nog tweehonderd van deze droontjes klaar zwevend op de slaapkamer van die schattige twee baby zusjes van jou. Probeer daar aan te denken voor je weer iets stoms probeert!"

John's moeder keek ontsteld naar John, opende haar mond alsof ze iets wilde gaan zeggen, en gaf John toen aan tik op z'n achterhoofd.

"Mam!"

John voelde zich volstrekt machteloos. Oh, als hij de tijd stil kon zetten, dan zou hij dat nu doen, zodat z'n vader nog niet thuis zou komen, maar dat kon hij niet. Was deze situatie zijn fout? John wenste bijna dat de augment wel voor hem was gekomen en niet voor zijn vader. Hij kon z'n vader niet waarschuwen, als hij iets zou roepen, iets zou doen, dan deed de augment zijn tweelingzusjes iets aan. Terwijl de minuten voorbij tikte werd john rustelozer en rustelozer. Hij was compleet machteloos. Waar hij zich net nog helemaal 'the man' voelde, voelde hij zich nu volkomen vernederd.
Op dat moment merkte John z'n vader op bij de tuinpoort. John wilde iets zeggen, maar hij kon niet, hij kon zich alleen concentreren op zijn gedachten in de hoop dat z'n vader z'n gedachten op een of andere manier op kon vangen, ook al wist John dat zo iets niet kon. 'Papa, alsjeblieft, zie iets, merk iets op! Merk op dat ik de tafel niet gedekt heb, merk de angst op in onze ogen!' John's vader zag de ongedekte tafel wel, maar dat was het.

"Schatje, is ons huis zo groot dat je de weg naar de keuken niet kon vinden? Vrouw, waar is mijn dumpling?" Uit de mond van iedere andere man waren deze worden als vrouwonvriendelijk overgekomen, maar vader's zware accent gecombineerd met de ontwapenende brede lach op zijn gezicht namen elke dergelijke lading direct weg.

John werd bijna helemaal gek. Pappa zou zich moeten realiseren dat er iets mis was! Hij wist hoe belangrijk moeder het vond om z'n eten voor hem klaar te hebben als hij thuis kwam.

'Pappa, denk na, in hemelsnaam! Zie dat er iets mis is! Ren weg!' Oh, John wenste zo hard dat z'n vader z'n gedachte kon lezen nu.
Op dat moment werd John afgeleid door een klein suikerdiefje. Een van die vrolijke kleine grijze vogeltjes met hun felle gele borstveren die regelmatig de tuin opvrolijkte met hun drukke maar schattige gedrag. Maar toen herinnerde John zich de vliegen en keek beter naar het vogeltje. Iets klopte niet. Het was heel subtiel, meer dit was geen suikerdiefje.

Op dat moment kon John het niet meer voor zich houden. Zonder aan zijn kleine zusjes te denken stond John op, keek zijn vader indringend aan en schreeuwde: "DRONE!"

Op dat zelfde moment bleef de drone in de vorm van een zuikerdiefje op een ietswat onnatuurlijke manier in de lucht hangen vlak voor John's vader. Het was maar een halve seconde, maar een halve seconde die voor John aanvoelde als een halve minuut. De brede grijns op vader z'n gezicht veranderde in een blik van verwarring. Toen, opeens, was het suikerdiefje verdwenen. Waar was de drone?
Toen zag John het. Zijn vader. Een gat zo groot als een cricket bal in de borstkas van z'n vader.

Hoofdstuk 1
index
Hoofdstuk 3